Het stellen van de diagnose

Bij volwassenen is het alleen zinvol om onderzoek te doen naar groeihormoontekort als er vooraf een afwijking aan de hypothalamus en/of de hypofyse bekend is. Het vaststellen van zo’n tekort is niet eenvoudig. De groeihormoon- en IGF-1-gehaltes in ons bloed wisselen namelijk sterk gedurende de dag en de nacht. De afgifte van groeihormoon door de hypofyse is niet continu, maar gaat in pulsen.

De grootste puls vindt kort na het begin van de slaap plaats. Ook de voedingstoestand heeft invloed op de concentraties in het bloed. De groeihormoonproductie is overdag laag en ’s nachts neemt die sterk toe. Eén bloedbepaling is niet voldoende om vast te stellen of iemand te weinig groeihormoon aanmaakt. Om duidelijk te krijgen of er sprake is van een groeihormoontekort, wordt er vaak een zogenaamde groeihormoonstimulatietest verricht. De meest gebruikte test is de ‘Insuline Tolerantie Test’ (ITT).

Insuline Tolerantie Test
Bij de Insuline Tolerantie Test krijgt de patiënt in het ziekenhuis via een infuus insuline toegediend. Door het toedienen van insuline wordt de bloedsuikerspiegel kunstmatig verlaagd. Bij een goed functionerende hypofyse prikkelt een lage bloedsuikerspiegel de hypofyse tot het afgeven van extra groeihormoon, waardoor het groeihormoongehalte stijgt in het bloed. Bij het uitblijven van een stijging, is er sprake van een verstoring van de hypofysefunctie en wordt er dus te weinig of geen hormoon geproduceerd.

Een andere manier om een indruk te krijgen van de groeihormoonproductie, is het meten van het IGF-1-gehalte in het bloed. Bij volwassenen is een laag IGF-1-gehalte in het bloed, in tegenstelling tot bij kinderen, niet een sluitend bewijs voor een groeihormoontekort maar slechts een aanwijzing. Het doen van één of meerdere stimulatietesten is dus op volwassen leeftijd meestal noodzakelijk om de definitieve diagnose te kunnen stellen.